Skip directly to content

Tongeren Geets 2000

                                                       7. Tongeren Groep
 
                                                                                P. LAGA, 1987, S.GEETS, 2000.
 
Inleiding
 
   Bij de bespreking van de afzettingen van de Formatie van Maldegem (de laatste onderverdeling van het Eoceen) werd gewezen op de samenhang tussen Laat-Eoceen en Vroeg-Oligoceen. De ´ontdekking’  van het Complex van Kallo in de boring van Kallo (GULINCK, 1969) leidde tot de term “Eo-Oligocene overgangslagen”. Alhoewel heel wat paleontologische studies werden uitgevoerd op deze mariene sequentie, is er nog steeds geen eensluidende datering. Dit is deels te wijten aan gebrek aan fossielen, of aan goed bewaarde fossielen. Terwijl aanvankelijk gezocht werd naar een correlatie tussen de afzettingen van het Complex van Kallo en deze van het “Tongeriaan”, waarbij men er van uitging dat beide eenheden - gedeeltelijk althans - tijdsequivalenten waren, is men nu van mening dat de Tongeren Groep in zijn geheel jonger zou zijn dan het Complex van Kallo. Enkel nieuwe paleontologische studies op nieuw materiaal  zouden kunnen een oplossing brengen.
 
Naam
 
   Deze is afgeleid van de stad Tongeren, in het zuiden van de provincie Limburg (zoals Tongrien, Tongeriaan).
 
Algemene kenmerken
 
   De Tongeren Groep bestaat uit een sedimentaire cyclus, die start met een transgressief faciës van kleiige mariene zanden, gevolgd door regressieve zanden, met plaatselijk getijdenafzettingen in Nederlands Limburg.
 
   De mariene faze wordt in een groot gebied afgesloten door een emersiefaze met een paleosol (de Neerrepen Bodem), gevolgd door brakwater afzettingen (Klei van Henis, Zand en Klei van Boutersem en Oude Biezen).
 
   De ouderdom is Vroeg-Oligoceen.
 
Voorkomen
 
   Deze afzettingen komen in het westen van het land voor van Watervliet tot Waasmunster-Stekene, en verder langs de voet van de cuesta van de Formatie van Boom. In het oosten van het land worden ze gevonden ten oosten van de Dijle vallei, met enkele outliers tussen Zenne- en Dijlevallei, vooral op de heuveltoppen ten zuidoosten en ten oosten van Brussel.
 
   In het noorden van de provincie Limburg komen deze afzettingen voor onder deze van de Rupel Groep. Het ontsluitingsgebied situeert zich voornamelijk ten zuiden van een west-oost lopende lijn van Sint Joris Winge-Herselt tot ten noorden van Maastricht.
 
   Over de overgang tussen de westelijke en de oostelijke eenheden is weinig gekend, omdat een Neogene erosiefaze, voorafgaand aan de afzetting van de Formatie van Diest, deze sedimenten grotendeels weggeërodeerd heeft. Ook in het noorden van het land is deze overgang niet goed gekend.
 
   De “Tongeriaan”-afzettingen op de Geologische Kaart 1/40.000 in het Meetjesland en het Pajottenland worden nu tot de Formatie van Maldegem gerekend.
 
   De Tongeren Groep is sterk transgressief in oostelijke richting en rust achtereenvolgens op de Formaties van Maldegem, Lede en Brussel, de Ieper Groep en de Landen Groep, de Formatie van Heers, het Krijt en op het Paleozoicum ten noorden van Huy (Hoei). Ook onder de Rupel Groep komt in de provincie Limburg hetzelfde transgressief karakter tot uiting.
 
Indeling
 
   De Tongeren Groep wordt ingedeeld:
in het westelijk landsgedeelte: - Formatie van Zelzate;
 
in het oostelijk landsgedeelte: - Formatie van Borgloon;
                                              - Formatie van St. Huibrechts-Hern.
 
Vroegere benamingen
 
Geologische Kaart 1/40.000: Tongrien Tg
Stratigrafisch Register (1929, 1932): Tongeriaan
BATJES (1958): Formatie van Tongeren.
 
Referenties
 
DUMONT, A. 1839 - Rapport sur les travaux de la Carte Géologique. Bull. Acad. roy. Belgique (1) t. 6, 2e partie, 473-479.
 
                                                       7.1. Formatie van Zelzate
 
                                                                                P.JACOBS, N.VANDENBERGHE, 2000.
 
Naam
 
   DeFormatievanZelzatewerdalsnieuwelithostratigrafischeeenheidgedefinieerddoor JACOBS (1975, 1978). De naam is ontleend aan de gemeente Zelzate in het noorden van de provincie Oost-Vlaanderen.
 
   Voor de eeuwwisseling bestond reeds het vermoeden, gesteund op toevallige waarnemingen, dat in het noordwesten van het land tussen de Klei van Asse en de Klei van Boom nog klei-zandlagen moesten voorkomen (MOURLON, 1894-1895; HALET, 1905, 1937).
 
   Het is pas in 1965 dat GULINCK de overgang van het Bartoniaan naar het Rupeliaan in de streek Boom-Mechelen aan een nauwkeurig onderzoek heeft onderworpen. Hij vermeldt daarbij een “fijn glauconiethoudend zand, plaatselijk kleiig, niet kalkhoudend, met sporadisch Ostrea ventilabrum” dat hij de benaming S3 geeft. Daarbij merkt GULINCK op dat de lithologie van de overgangslagen tussen Eoceen en Oligoceen schijnt te wijzen op een permanente mariene sedimentatie.
 
Algemene kenmerken
 
   De Formatie van Zelzate bestaat in hoofdzaak uit middelmatig fijne zanden met in het midden een intercalatie van zandige klei. Onderaan kunnen macrofossielen voorkomen. De ouderdom is nog niet met zekerheid bepaald, maar moet zich situeren rond de overgang van Eoceen naar Oligoceen.
 
Voorkomen
 
   Onder de bedekking van de Vlaamse Vallei komt de Formatie van Zelzate voor van Watervliet tot Waasmunster-Stekene als een continu doorlopende band, noordwest-zuidoost gericht, die verder doorloopt aan de voet van de cuesta van de Formatie van Boom langs de noordrand van de Vlaamse Vallei, tot in het gebied tussen Nete en Demer. Algemeen gezien kan men vaststellen dat de Formatie slecht ontsloten is.
 
    De Formatie van Zelzate is naar onderen toe begrensd door een scherp basaal contact, onderlijnd door een fijn grint, en door venige intercalaties en perforaties in de top van het Lid van Onderdijke uit de Formatie van Maldegem. Naar boven toe is de Formatie van Zelzate gecheiden van de Formatie van Boom door een eveneens scherp contact.
 
   De totale dikte bedraagt vermoedelijk 25 tot 30 m in het westen, maar vermindert zeer snel naar het zuiden.
 
Indeling
 
   De Formatie van Zelzate bestaat uit volgende leden:
 
- Lid van Ruisbroek;
- Lid van Watervliet;
- Lid van Bassevelde (vroegere benaming: S3).
 
Referenties
 
HALET, F. 1905 - Coupe du puits artésien de la caserne d’artillerie à Malines. Bull. Soc. belge Géol., 20, 61-69.
 
HALET, F. 1937 - La Géologie de la Vallée de l’Escaut, à Tamise. Bull. Soc. belge Géol., 47, 356-362.
 
JACOBS, P. 1975 - Bijdrage tot de litostratigrafie van het Boven-Eoceen en het Onder-Oligoceen in noordwest-België. RUG, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, 182  p.+ bijlagen.
 
JACOBS, P. 1978 - Litostratigrafie van het Boven-Eoceen en het Onder-Oligoceen in Noordwest België. Prof. Paper, Belg. Geol. Dienst, 151, 92 p.
 
MOURLON, M. 1894-1895 - Sur l’âge des sables qui, entre Aerschot et Watervliet, au nord d’Eecloo, séparent l’argile de Boom (Oligocène moyen) de l’argile sous-jacente à ces sables. Ann. Soc. géol. Belgique, 22, 237-256.
 
7.1.1. Lid van Bassevelde
 
Naam
 
   Het Lid van Bassevelde is een nieuwe benaming die werd ingevoerd door JACOBS in 1975 en 1978, naar de gelijknamige gemeente in de provincie Oost-Vlaanderen, thans deelgemeente van Assenede. Voordien had GULINCK (1969) reeds de term “Zanden van Bassevelde” ingevoerd, omdat te Bassevelde zanden met nummulieten en Ostrea ventilabrum voorkomen, in een geometrisch identieke positie als de bovenste zandlaag (S3) van het klei-zand complex van Kallo, en die in Kallo eveneens nummulieten bevat.
 
Algemene kenmerken
 
   Het Lid van Bassevelde is een donkergrijs, middelmatig fijn, siltig zand tot zand, glaukoniet- en glimmerhoudend. Soms komen hierin dikke lenzen grijze klei voor. In de gebieden Watervliet-Bassevelde en Waasmunster-Lokeren werden aan de basis silexfragmentjes, gerolde zandsteentjes en grof kwartszand teruggevonden.
 
Voorkomen
 
   Het Lid van Bassevelde wordt aangeboord onder de bedekking van de Vlaamse Vallei, van Watervliet tot in Waasmunster, in een brede, continu doorlopende, noordwest-zuidoost gerichte band, die waarschijnlijk via de Rupeldepressie te vervolgen is tot in Mechelen. Het komt eveneens voor in sommige outliers rond Asse.
 
   Het Lid van Bassevelde rust met een zeer scherp contact, onderlijnd door silexfragmentjes, gerolde zandsteentjes en grof kwartszand, op het Lid van Onderdijke (jongste Lid van de Formatie van Maldegem).
 
   In het westen (Bassevelde) bedraagt de dikte van het Lid van Bassevelde 18 tot 19 m, in het oosten (Waasmunster) ongeveer 13 m, in het zuiden (Asse) ongeveer 4 m.
 
   Deze vermindering in dikte, alsook de verdwijning van het Lid van Onderdijke in de streek rond Asse en in de Rupelvallei, laat vermoeden dat een cartografische discordantie bestaat tussen de Formatie van Maldegem en de Formatie van Zelzate. Het is niet uitgesloten, dat daardoor in de streek Mechelen-Aarschot, het Lid van Bassevelde rechtstreeks op het Lid van Ursel rust (MATTHEUSSENS, 1971).
 
Stratotype
 
   Watervliet, boring 65 DB 3; referentiesectie van -20,20 tot -34,70 m (holostratotype); kaartblad 6/5-6 (Watervliet).
Coördinaten: X = 102.307
                     Y = 219.157
                     Z = + 3,5 m.
   Watervliet, boring 58 DB 6; referentiesectie van -23,50 tot -32,0 m (hypostratotype); kaartblad 5/7-8 (Sint-Margriete).
Coördinaten: X = 97.305
                     Y = 221.117
                     Z = + 3,0 m.
 
   Waasmunster, tijdelijke ontsluiting E3- (nu E17-)autoweg; referentiesectie van +6,40 tot +5,40 m (hypostratotype, in aansluiting op boring 148 DB 2); kaartblad 14/7-8 (Zeveneken-Lokeren).
Coördinaten: X = 200.785
                     Y = 128.620
                     Z = + 6,4 m.  
 
   Waasmunster, boring 148 DB 2; referentiesectie van +5,0 tot -5,80 m (hypostratotype); kaartblad 14/7-8 (Zeveneken-Lokeren).
Coördinaten: X = 200.785
                     Y = 128.620
                     Z = + 7,0 m.
 
   Waasmunster, boring 148 DB 3; referentiesectie van -1,30 tot -6,50 m (hypostratotype); kaartblad 14/7-8 (Zeveneken-Lokeren).
Coördinaten: X = 200.650
                     Y = 128.207 
                     Z = + 7,0 m.
 
   Asse, boring 235 DB 1; referentiesectie van +73,0 tot +69,50 m (hypostratotype); kaartblad 23/5-6 (Lebbeke-Merchtem).
Coördinaten: X = 135.752
                     Y = 179.175
                      Z = + 80,0 m.
 
Vroegere benamingen
 
GULINCK (1965, 1969): S3.
 
Referenties
 
GULINCK, M. 1969 - Le Sondage de Kallo (au nord-ouest d’Anvers). I. Coupe résumée des terrains traversés au sondage de Kallo et profil géologique NS passant par Woensdrecht-Kallo-Halle. Mém. expl. Cartes géol. min. Belgique, 11, 3-7.
 
JACOBS, P. 1975 - Bijdrage tot de litostratigrafie van het Boven-Eoceen en het Onder-Oligoceen in noordwest-België. RUG, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, 182 p. + bijlagen.
 
JACOBS, P. 1978 - Litostratigrafie van het Boven-Eoceen en het Onder-Oligoceen in Noordwest België. Prof. Paper, Belg. Geol. Dienst, 151, 92 p.
 
MATHEUSSENS, M. 1971 - Geologisch onderzoek op het kaartblad Heist-op-den-Berg. RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 91 p.
7.1.2. Lid van Watervliet
 
Naam
 
   Het Lid van Watervliet ontleent zijn naam aan de gelijknamige gemeente in de provincie Oost-Vlaanderen, thans deelgemeente van de gemeente Sint-Laureins. Deze nieuwe benaming werd ingevoerd door JACOBS (1975, 1978).
 
Algemene kenmerken
 
   Het Lid van Watervliet bestaat uit donkergroene zandige klei, glaukoniet- en glimmerhoudend, niet-kalkhoudend. Macrofossielen werden niet opgemerkt.
 
Voorkomen
 
   Het Lid van Watervliet komt voor onder de dikke kwartaire bedekking van de Vlaamse Vallei, in een brede band van Watervliet tot Waasmunster, waar het uitwigt tussen het Lid van Bassevelde en de Formatie van Boom. Het dagzoomt vermoedelijk ook in enkele outliers rond Asse.
 
   Het Lid van Watervliet rust op het Lid van Bassevelde. Er is een scherp contact tussen beide leden. In het westen, in de streek van Watervliet zelf, konden de bovenliggende, jongere leden of formaties nog niet met zekerheid bepaald worden. In het oosten, in de streek rond Waasmunster, wordt het Lid van Watervliet bedekt door het Lid van Ruisbroek.
 
   In de streek van Watervliet bedraagt de dikte minimaal 7 tot 8 m, omdat de bovengrens tot hiertoe nog niet kon worden vastgelegd.
 
   Rond Asse, in de tertiaire outliers van de provincie Vlaams-Brabant, is het Lid van Watervliet gereduceerd tot 4 of 5 m.
 
Stratotype
 
   Watervliet, boring 65 DB 3; referentiesectie van -13,50 tot -20,20 m (holostratotype); kaartblad 6/5-6 (Watervliet).
Coördinaten: X = 102.307
                     Y = 219.157
                     Z = + 3,5 m.
 
   Asse, boring 235 DB 1; referentiesectie van +77,50 tot +73,0 m (hypostratotype); kaartblad 23/5-6 (Lebbeke-Merchtem).
Coördinaten: X = 135.752
                     Y = 179.175
                      Z = + 80,0 m .
 
Referenties
 
JACOBS, P. 1975 - Bijdrage tot de litostratigrafie van het Boven-Eoceen en het Onder-Oligoceen in noordwest-België. RUG, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, 182 p. + bijlagen.
 
JACOBS, P. 1978 - Litostratigrafie van het Boven-Eoceen en het Onder-Oligoceen in Noordwest België. Prof. Paper, Belg. Geol. Dienst, 151, 92 p.
 
7.1.3. Lid van Ruisbroek
 
Naam
 
   De naam “zanden van Ruisbroek en Sint-Niklaas” werd voor het eerst gebruikt door VAN DEN BOSCH et al. (1975, p. 107). De correlatie tussen de zanden te Ruisbroek en Sint-Niklaas bleek echter verkeerdelijk enkel gebaseerd op de correlatie van de oesterbanken met Pycnodonta callifera (JANSSEN, 1981), die te Sint-Niklaas in feite tot de Zanden van Belsele behoren. Tevens werd geen stratotype aangegeven.
 
   De naam “Zanden van Ruisbroek” (deelgemeente van de gemeente Puurs in de provincie Antwerpen) werd dus eigenlijk ingevoerd door STEURBAUT (1986, p. 53) die in een latere publicatie (1992) de “Zanden van het Lid van Ruisbroek” in een licht gewijzigde vorm zal herdefiniëren.
 
Algemene kenmerken
 
   Het Lid van Ruisbroek bestaat uit lichtgroengrijze zanden, fossielrijk met soms grote oesterschelpen (Pycnodonta callista) (VANDENBERGHE, 1974).
 
   Aan de basis komen kalkzandsteenconcreties voor met diameters van maximaal 50 tot 100 cm, waargenomen in de insnijding van de E3-(nu E17-)autosnelweg te Waasmunster (JACOBS & DE CONINCK, 1977). De fauna bevat de karakteristieke mollusk Hilberia stettinensis (JANSSEN, 1981). Het Lid van Ruisbroek individualiseert zich t.o.v. het Lid van Berg (Formatie van Bilzen) door een hoger gehalte aan glaukoniet, door een hoger kleigehalte met ook enkele kleirijke horizonten en door een intense bioturbering met veel graafgangen.
 
Voorkomen
 
   HetLidvanRuisbroek komt onder een kwartaire bedekking voor in het Waasland, het Boomse en de streek van Heist-op-den-Berg. Ten noorden van deze gordel wordt het bedekt door de Formatie van Boom.
 
   Het Lid van Ruisbroek wordt bovenaan begrensd door het Lid van Belsele-Waas (Formatie van Boom) en onderaan door het Lid van Watervliet of door het Lid van Bassevelde waar het Lid van Watervliet ontbreekt (JACOBS, 1975, 1978). Beide contacten zijn zeer scherp.
 
   De dikte van het Lid van Ruisbroek bedraagt normaal 7 tot 8 m. 
 
Stratotype
 
   Niel, boring 43W-270 (VII), Belg. Geol. Dienst; referentiesectie van 13,20 tot 27,25 m diepte onder het maaiveld (holostratotype); kaartblad 15/7-8 (Hoboken-Kontich).
Coördinaten: X = 148.557
                     Y = 199.240
                     Z = + 1,55 m.
 
   Vroegere bouwputontsluiting voor de Rupeltunnel in de baan Brussel-Boom op de grens van de gemeenten Willebroek en Ruisbroek, ten zuiden van het zeekanaal; referentiesectie van -7,50 tot -16,30 m (parastratotype); kaartblad 23/3-4 (Boom-Mechelen).
Coördinaten : X = 148.875
                      Y = 196.875
                      Z = + 5,55 m.
 
Referenties
 
JACOBS, P. 1975 - Bijdrage tot de litostratigrafie van het Boven-Eoceen en het Onder-Oligoceen in noordwest-België. RUG, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, 182 p. + bijlagen.
 
JACOBS, P. 1978 - Litostratigrafie van het Boven-Eoceen en het Onder-Oligoceen in Noordwest België. Prof. Paper, Belg. Geol. Dienst, 151, 92 p.
 
JACOBS, P. & DE CONINCK, J. 1977 - Sedimentologische en micropaleontologische kenmerken van het Eo-Oligoceen te Waasmunster. Natuurwet. Tijdschr., 59, 157-183.
 
JANSSEN, A.W. 1981 - Molluskenfauna’s en stratigrafie van oligocene afzettingen in een tweetal kleigroeven te Sint-Niklaas, provincie Oost-Vlaanderen, België. Annalen van de Kon. Oudheidk. Kring van het Land van Waas, 84 (2), 9-39.
 
STEURBAUT, E. 1986 - Late Middle Eocene to Middle Oligocene calcareous nannoplankton from the Kallo well, some boreholes and exposures in Belgium and a description of the Ruisbroek Sand Member. Meded. Werkgr. Tert. Kwart. Geol., 23 (2), 49-83.
 
STEURBAUT, E. 1992 - Integrated stratigraphic analysis of Lower Rupelian deposits (Oligocene) in the Belgian basin. Ann. Soc. géol. Belgique, 115 (1), 287-306.
 
VANDENBERGHE, N. 1974 - Een sedimentologische studie van de Boomse klei. K.U.Leuven, onuitgegeven doctoraatsverhandeling.
 
VAN DEN BOSCH, M., CADEE, M.C. & JANSSEN, A.W. 1975 - Een noord-zuidprofiel door oligocene afzettingen in de gemeenten Stevoort, Kozen en Sint-Truiden (België, provincie Limburg). Meded. Werkgr. Tert. Kwart. Geologie, 17 (1), 17-40.
 
                                                     
                                                        7.2. Formatie van Sint-Huibrechts-Hern
 
                                                                                            P.LAGA, 1987, S.GEETS, 2000.
 
 
Naam
 
   Deze term wordt voor het eerst gebruikt, in een publicatie, door MARECHAL (1993) en vervangt het klassieke “Onder-Tongeriaan” of Onder Tongeren Formatie. Sint-Huibrechts-Hern is een dorp gelegen in de omgeving van Neerrepen en Grimmertingen, deelgemeente van Hoeselt (provincie Limburg), waar een boring deze afzettingen  over een dikte van 25 m doorboord heeft.             
 
Algemene kenmerken
 
   Desedimentenvormeneenmariene (epicontinentale)opeenvolging,hoofdzakelijk bestaande uit fijne glaukoniethoudende zanden, waarvan de kenmerken relatief constant zijn zowel in Vlaams Brabant (Leuven, Tienen) als in Limburg (Tongeren).
 
Voorkomen
 
   Deze Formatie heeft dezelfde verbreiding als het oostelijk deel van de Tongeren Groep: ontsluitingsgebied in Vlaams-Brabant (ten oosten van de Zenne) en in Haspengouw, en in Nederlands Zuid-Limburg.
 
Indeling
 
   De Formatie van Sint-Huibrechts-Hern wordt onderverdeeld in:
 
- Lid (Zand) van Neerrepen;
- Lid (Zand) van Grimmertingen.
 
Vroegere benamingen
 
Geologische Kaart 1/40.000: Onder-Tongeriaan Tg 1
Marien Tongeriaan
Onder Tongeren Formatie.
 
Referenties
 
Archieven van de Geologische Kaart - Belgische Geologische Dienst, Bilzen 93W-627.
 
MARECHAL, R. 1993 - A new lithostratigraphic scale for the Palaeogene of Belgium. Bull. Belg. Ver. Geol., 102, 215-229.
 
7.2.1. Lid van Grimmertingen
 
Naam
 
   Grimmertingen is een gehucht van de voormalige gemeente Vliermaal, deelgemeente van Kortessem (provincie Limburg). De term werd ingevoerd door DUMONT (1849), en vooral gebruikt door VAN DEN BROECK (1883).
 
Algemene kenmerken
 
   Fijne, min of meer kleiige, glaukoniet- en glimmerhoudende zanden, plaatselijk sterk fossielhoudend.
 
 
Voorkomen
 
   Als Lid aan de basis van deze Formatie heeft het dezelfde verbreiding als de Formatie van Sint-Huibrechts-Hern. De dikte bedraagt maximaal ongeveer 20 m.
 
Stratotype
 
   Holle weg in Grimmertingen (vroegere gemeente Vliermaal, nu gemeente Kortessem) (GLIBERT & de HEINZELIN, 1954, punt 101); kaartblad 33/3-4 (Alken-Kortessem).
Coördinaten: X = 224.830
                     Y = 168.530
                     Z = + 70 m.
 
Vroegere benamingen
 
Geologische Kaart 1/40.000: Tg 1c “Sable argileux micacé à Ostrea ventilabrum
Sommige auteurs gebruiken de benaming “Sables de Vliermael”.
 
Nuttige delfstoffen
 
   Deze afzettingen werden gebruikt als gietzand en voor de baksteenindustrie (MACAR & GULINCK, 1947).
 
Referenties
 
DUMONT, A. 1849 - Rapport sur les travaux de la carte géologique en 1839, avec une carte géologique des environs de Bruxelles. Bull. Acad. roy. de Bruxelles, 6, 464-485.
 
GLIBERT, M. & de HEINZELIN, J. 1954 - L’Oligocène inférieur belge. Volume jubilaire Victor Van Straelen. Inst. roy. Sc. Nat. Belgique. 1, 281-438, pl. 1-7.
 
VAN DEN BROECK, E. 1883 - Note sur un nouveau mode de classement et de notation stratigraphique des dépôts géologiques basé sur l’étude des phénomènes de la sédimentation marine. Bull. Mus. roy. Hist. Nat. Belgique. 2, 341-370.
 
MACAR, P. & GULINCK, M. 1947 - Les Roches Siliceuses et Conglomératiques exploitées en Belgique. Centenaire Ass. Ing. Liège, Congrès 1947 - Section Géologie, 130-144, Liège, 1947.
 
7.2.2. Lid van Neerrepen
 
Naam
 
   Neerrepen is een voormalige gemeente, nu behorend tot de stad Tongeren; de afzetting werd beschreven door ORTLIEB & DOLFUSS (1873).
 
 
 
 
Algemene kenmerken
 
   Het Lid bestaat uit los glaukoniethoudend zand, glimmerhoudend en fijngelaagd, overgaand in wit, homogeen zand. Bioturbaties en kruipsporen worden weergevonden, maar het sediment is meestal niet fossielhoudend. De basis wordt gevormd door een verharde en gerubefieerde schelplaag.
 
Voorkomen
 
   In principe is het altijd aanwezig boven het Zand van Grimmertingen, behalve waar dit door erosie werd weggenomen. Dit is vooral het geval in het zuidelijk gedeelte van het ontsluitingsgebied. De dikte bedraagt maximaal 10 m.
 
Indeling
 
   Aan de top komt de Neerrepen bodem voor, waaraan vermoedelijk de formele status van Laag kan worden toegekend.
 
   Bovenaan komt er, onder de Neerrepen bodem, vaak een getijdenafzetting voor, die aanvankelijk als “Valkenburg deposits” werd beschreven door BUURMAN & LANGENAAR (1975). Deze afzetting is ook aanwezig te Vissenaken (stad Tienen) en te Membruggen (gemeente Riemst). Deze naam kan echter niet gehandhaafd blijven wegens zijn gebruik in het Mesozoïcum; de benaming “Laag van Membruggen” is beter geschikt.
 
Stratotype
 
   Verlaten zandgroeve te Neerrepen (GLIBERT & de HEINZELIN, 1954, punt 108); kaartblad 34/1-2 (Bilzen-Veldwezelt).
Coördinaten: X = 226.060
                     Y = 168.120
                     Z = + 80,0 m.
 
   Te Tongeren, in de oude groeve van de Klei van Henis (groeve Francart = Tuilerie Notre-Dame) zijn deze zanden nog tijdelijk ontsloten; deze ontsluiting kan als hypostratotype of referentiesectie aangezien worden (GLIBERT & de HEINZELIN, 1954, punt 1/21); kaartblad 34/5-6 (Tongeren-Herderen).
Coördinaten: X = 227.950
                     Y = 165.050
                     Z = + 102,5 m.
 
Vroegere benamingen
 
Geologische Kaart 1/40.000: Tg 1d “Sable micacé, finement stratifié, de Neerrepen”.
 
Nuttige delfstoffen
 
Deze afzettingen worden gebruikt in de bouwnijverheid.
 
 
Bemerking
 
   Volgens BUURMAN & LANGENAAR (1975a, p. 65) zou het onjuist zijn de getijdenafzettingen bij het Zand van Neerrepen in te delen, omdat ze in een verschillend afzettingsmilieu gevormd zijn. Wegens de dikteverhouding Zand van Neerrepen/ Laag van Membruggen zou het niet logisch zijn deze laatste eveneens als een Lid te beschouwen. In Nederland wordt dit facies evenwel belangrijker, en ontbreekt het Neerrepen faciës volledig en is het vervangen door het Zand van Membruggen. Het is logisch daar het Zand van Membruggen als een Lid te beschouwen.
 
Referenties
 
BUURMAN, P. & LANGENAAR, W.D. 1975 - Depositional Features in Oligocene Tidal Sediments of Valkenburg, Province of Limburg, the Netherlands, with a description of a new lithostratigraphical Unit: Valkenburg deposit. Meded. Werkgr. Tert. Kwart. Geol., 12 (2), 57-72, 7 figs.
 
GLIBERT, M. & de HEINZELIN, J. 1954 - L’Oligocène inférieur belge. Volume jubilaire Victor Van Straelen, Inst. roy. Sc. Nat. belgique, 1, 281-438, pl. 1-7.
 
ORTLIEB, J. & DOLFUSS, G. 1873 - Compte rendu de géologie stratigraphique de l’excursion dans le Limbourg belge les 18 et 19 mai. Ann. Soc. roy. Malac. Belgique, 8, 357, 1pl.
 
                                                       7.3. Formatie van Borgloon
 
                                                                                              P.LAGA, 1987, S.GEETS, 2000.
 
Naam
 
   Deze term werd voor het eerst gebruikt, in een publicatie, door MARECHAL (1993). Ze is genoemd naar de gemeente Borgloon (provincie Limburg), waar theoretisch het oostelijk facies van deze Formatie over een redelijke dikte kan aangetroffen worden.
 
Algemene kenmerken
 
   Ze bestaat onderaan uit een groene en zwarte plastische klei (Klei van Henis) met zwarte ligniteuze horizonten, en bovenaan uit een afwisseling van klei- en zandlaagjes met schelpenlaagjes, bedekt door een schelpenrijk, nogal grof zand met grijze klei en plaatselijk ook ligniteuze klei. Het zijn continentale en lagunaire afzettingen.
 
   De ouderdom is Vroeg-Oligoceen.
 
Voorkomen
 
   Deze Formatie heeft een veel beperktere verbreiding. In het westen is ze vooral ontsloten in de bovenloop van de Winge (Lubbeek), op de noordelijke flank van de vallei van de Velp, van Korbeek-Lo tot Kortenaken, en op de heuvels, die het interfluvium vormen tussen de Velp en de Gete.
   Ten oosten van de Gete komt deze Formatie voor tussen Rummen en Nieuwkerken en vooral op het kaartblad 33/3-4 (Alken-Kortessem) langs de Herk en zijn bijrivieren, met uitlopen tot Borgloon, en in de bovenloop van de Demer op het kaartblad 34/1-2 (Bilzen-Veldwezelt), met uitlopen tot Tongeren. Tenslotte komt die Formatie nog voor in een smalle zuidwest-noordoost strook van Herderen tot Itteren op de grens Maas, langs de zuidelijke rand van het Kempisch Plateau.
 
Indeling
 
   In het oosten (Tongeren):
 
- Lid (Zand en Klei) van Oude Biezen
- Lid (Klei) van Henis.
 
   In Vlaams-Brabant (Leuven-Tienen):
 
- Laag van Heide
- Lid (Zand) van Kerkom
- Lid (Zand en Klei) van Boutersem
- Laag van Hoogbutsel.
 
Vroegere benamingen
 
Geologische Kaart 1/40.000: Tg 2 “Tongrien - Assise supérieure”.
Atuatuca Formatie (Latijnse naam voor Tongeren) werd voorgesteld door JANSSEN et al. (1976), wat echter niet kon weerhouden worden.
 
Referenties
 
JANSSEN, A.W., VAN HINSBERGH, V. & CADEE, M.C. 1976 - Oligocene deposits in the region North of Tongeren (Belgium), with the description of a new lithostratigraphical unit: The Atuatuca Formation. Meded. Werkgr. Tert. Kwart. Geol., 13 (3), 75-115.
 
MARECHAL, R. 1993 - A new lithostratigraphic scale for the Palaeogene of Belgium. Bull. Belg. Ver. Geol., 102, 215-229.
 
7.3.1. Lid van Henis
 
Naam
 
   Henis is een gehucht ten noorden van de stad Tongeren; deze term werd voor het eerst gebruikt door DUMONT (1849, 1851) en D’OMALIUS D’HALLOY (1853).
 
Algemene kenmerken
 
   Het bestaat onderaan uit een dikke laag zware groene en grijze klei, niet kalk- of fossielhoudend, bedekt door zwarte ligniteuze klei, met horizontale banken met kalkconcreties (“Septaria”) en gipskristallen.  
 
Voorkomen
 
   Dit Lid komt vooral voor in het oostelijk gedeelte van het verbreidingsgebied van deze Formatie, tot ongeveer Glabbeek-Zuurbemde in oostelijk Vlaams-Brabant. De dikte ervan kan variëren van 3 tot 6 m.
 
Stratotype
 
   Verlaten kleigroeve te Henis (GLIBERT & de HEINZELIN, 1954, punt 118-119); kaartblad 34/5-6 (Tongeren-Herderen).
Coördinaten: punt 118: X = 227.470                               punt 119: X = 227.840
                                     Y =165.040                                               Y = 165.990
                                     Z = + 97,5 m                                              Z = + 87,5 m.
          
Vroegere benamingen
 
DUMONT (1849): Glaises de Henis
Geologische Kaart 1/40.000: Tg 2n
VAN DEN BROECK (1883); explication de la feuille de Bilsen : Tg 2b.
 
Nuttige delfstoffen
 
   Deze klei werd gebruikt als grondstof voor dakpannen en holle elementen: fabrikatie te Bilzen, Tongeren en Henis (TAVERNIER & GULINCK, 1947).
 
Referenties
 
DUMONT, A. 1849 - Rapport sur la Carte géologique du royaume . Bull. Acad. roy. Belgique, (1) 16, 370.
 
DUMONT, A. 1851 - Note sur la position géologique de l’argile rupélienne et sur le synchronisme des formations tertiaires de la Belgique, de l’Angleterre et du Nord de la France. Bull. Acad. roy. Belgique, (1) 18, 181.
 
GLIBERT, M. & de HEINZELIN, J. 1954 - L’Oligocène inférieur belge. Volume jubilaire Victor Van Straelen. Inst. roy. Sc. Nat. Belgique, 1, 281-438, pl. 1-7.
 
TAVERNIER, R. & GULINCK, M. 1947 - Les roches argileuses de la Basse et la Moyenne Belgique. Centenaire Ass. Ing. Liège, Congrès 1947 - Section Géologie, 277-282, Liège, 1947.
 
VAN DEN BROECK, E. 1883 - Explication de la feuille de Bilsen pour les terrains oligocènes. Mus. roy. Hist. Nat. Belgique, Serv. Carte géol. du Royaume de Belgique.
 
 
 
 
 
 
 
7.3.2. Lid van Oude Biezen
 
Naam
 
   Dit Lid is genoemd naar een gehucht van de voormalige gemeente Spouwen, nu deelgemeente van Bilzen (provincie Limburg): de afzetting werd voor het eerst beschreven door ORTLIEB & DOLLFUS (1873).
 
Algemene kenmerken
 
   Dezesedimenten vormen in de streek van Tongeren en Borgloon het bovenste gedeelte van het klassieke “Boven-Tongeriaan”. Onderaan komt een afwisseling voor van kleiige en zandige laagjes, zand met Potamides en Nystia, dunne lagen groene klei en schelpenrijke laagjes met Meretrix en Cyrena.
 
   Dit wordt bedekt door een wit tot geelachtig kwartszand, matig tot grofkorrelig, met talrijke schelpen en gebroken schelpen (Cerithium); ze wisselen af met 2 tot 3 lagen grijswitte compacte klei (z.g. mergel) en met laagjes zwarte klei (met oogonen van Chara). 
 
Voorkomen
 
   Ze bedekken de kalkvrije Klei van Henis en komen vooral voor in de omgeving van Borgloon en Tongeren; de dikte bedraagt 5 à 7 m. Ze worden bovenaan transgressief bedekt door het Lid van Berg.
 
Stratotype
 
   Verdwenen ontsluiting in een dreef naar het Kasteel Alden Biesen te Rijkhoven en Spouwen, behorend tot de gemeente Bilzen (GLIBERT & de HEINZELIN, 1954, punt 202); kaartblad 34/1-2 (Bilzen-Veldwezelt).
Coördinaten: X = 231.260
                     Y = 170.600
                     Z = plus minus + 90 m.
 
Vroegere benamingen
 
Sables et Marnes de Vieux-Joncs
Zanden en Mergels van Oude Biezen (Oude Biesen, Alden Biesen)
Geologische Kaart 1/40.000: Tg 2o
VAN DEN BROECK (1883): explication de la feuille de Bilsen: Tg 2c.
 
Nuttige delfstoffen
 
   Het schelpenrijk materiaal werd gebruikt als grind voor het onderhoud van parken en tuinen (MACAR & GULINCK, 1947; VAN DEN BROECK, 1883).
 
 
 
 
Referenties
 
GLIBERT, M. & de HEINZELIN, J. 1954 - L’Oligocène inférieur belge. Volume jubilaire Victor Van Straelen. Inst. roy. Sc. Nat. Belgique, 1, 281-438, pl. 1-7.
 
ORTLIEB, J. & DOLLFUS, G. 1873 - Compte rendu de géologie stratigraphique de l’excursion dans le Limbourg belge les 18 et 19 mai. Ann Soc. roy. Malac. Belgique, 8, 38-57, 1 pl.
 
7.3.3. Laag van Hoogbutsel
 
Naam
 
   Hoogbutsel is een gehucht , behorend tot de gemeente Boutersem (tussen Leuven en Tienen; provincie Vlaams-Brabant); de afzettingen werd voor het eerst beschreven door GLIBERT & de HEINZELIN (1952).
 
Algmene kenmerken
 
   Ze bestaat uit een laag kleilenzen van enkele tientallen cm dik met erosie- en emersieverschijnselen. Deze laag heeft veel fossiele vertebratenresten van land- en zoetwaterdieren opgeleverd.
 
Voorkomen
 
   Deze kenmerkende laag wordt vooral in het westelijk verbreidingsgebied van de Formatie aangetroffen, o.a. te Bierbeek, Boutersem en Hoeleden (gemeente Kortenaken), doch ook in het oostelijk verbreidingsgebied, o.a. te Grote Spouwen (gemeente Bilzen). De dikte bedraagt 10-20 cm.
 
   Ze wordt onderaan begrensd door het Lid van Neerrepen en bedekt door hert Lid van Boutersem.
 
Stratotype
 
   Hoogbutsel (gemeente Boutersem): opgraving in heuvelflank (GLIBERT & de HEINZELIN, 1954, punt 1); kaartblad 32/3-4 (Lubbeek-Glabbeek-Zuurbemde).
Coördinaten: X = 183.400
                     Y = 170.730
                     Z = + 67 m.
 
   Hoeleden (gemeente Kortenaken): kleine zandgroeve in een heuvelflank ten zuidoosten van de Velpvallei: hypostratotype (GLIBERT & de HEINZELIN, 1954a; GLIBERT & de HEINZELIN, 1954, punt 95); kaartblad 33/1-2 (Kortenaken-Geetbets).
Coördinaten: X = 193.150
                     Y = 172.850
                     Z = + 43-44 m.
 
 
Vroegere benamingen
 
Geologische Kaart 1/40.000: Tg 1n (Argile plastique lagunaire ou polderienne)
GLIBERT & de HEINZELIN (1954a): Horizon de Hoogbutsel.
 
 
Opmerkingen
 
1. De “gîte de Butsel” van VAN DEN BROECK (1881) is een ander niveau, dat de scheiding vormt tussen het Zand van Grimmertingen en het Zand van Neerrepen.
2. De indeling van de Laag van Hoogbutsel bij de Formatie van Borgloon steunt vooral op de continentale facies van deze laag, waardoor die beter bij de bovenste Formatie gerekend wordt. De legende van de geologische kaart 1/40.000 deelt deze laag in bij het “Tongrien inférieur” namelijk Tg 1n.
 
Referenties
 
GLIBERT, M. & de HEINZELIN, J. 1952 - Le gîte des vertébrés tongriens de Hoogbutsel. Bull. Inst. roy. Sc. Nat. Belgique, 28 (37).
 
GLIBERT, M. & de HEINZELIN, J. 1954 - L’Oligocène inférieur belge. Volume Jubilaire Victor Van Straelen. Inst. roy. Sc. Nat. Belgique, 1, 281-438, pl. 1-7.
 
GLIBERT, M. & de HEINZELIN, J. 1954a - Le gîte de vertébrés tongriens de Hoogbutsel. Bull. Inst. roy. Sc; Nat. Belgique, 30 (1).
 
VAN DEN BROECK, E. 1881-1882 - Exposé sommaire des observations et découvertes stratigraphiques et paléontologiques faites dans les dépôts marins et fluvio-marins de Limbourg. Ann. Soc. roy. Malac. Belgique, 16, 125.
 
7.3.4. Lid van Boutersem
 
Naam
 
   Boutersem is een gemeente gelegen tussen Leuven en Tienen (provincie Vlaams-Brabant); de ontsluiting werd voor het eerst beschreven door VAN DEN BROECK (1881).
 
Algemene kenmerken
 
   In Vlaams-Brabant ligt er op de Laag van Hoogbutsel (of op de Zanden van Neerrepen) 3 à 5 m zanden en kleien met de volgende opeenvolging (van boven naar onder):
 
- matig grove, witte en groene, plaatselijk gerubefieerde zanden;
- tussenlagen van groene klei;
- kleien met Chara;
- zanden met Cyrena.
 
 
 
Voorkomen
 
   Dit Lid komt voor in de omgeving van Leuven en Tienen en oostwaarts tot in de omgeving van Borgloon; verder naar Tongeren, is dit Lid evenwel als een afzonderlijke eenheid te onderscheiden . De dikte bedraagt 3 tot 5 m.
 
Stratotype
 
   Verdwenen ontsluiting te Boutersem (GLIBERT & de HEINZELIN, 1954, punt 7); kaartblad 32/3-4 (Lubbeek-Glabbeek Zuurbemde).
Coördinaten: X = 182.250
                     Y = 170.200
                     Z = + 77 m.
 
Vroegere benamingen
 
VAN DEN BROECK (1881-1882): “Sables et Marnes de Boutersem”
Geologische Kaart 1/40.000: Tg 2m (Sables de Boutersem à Cyrena semistriata et lentilles marneuses à Limnaeus longixatus).
Stratigrafisch Register (1929,1932): Zand van Boutersem.
 
Nuttige delfstoffen
 
   Dit Lid werd slechts heel plaatselijk (zandgroeve te Bunsbeek) geëxploiteerd.
 
Referenties
 
GLIBERT, M. & DE HEINZELIN, J. 1954 - L’Oligocène inférieur belge. Livre Jubilaire Victor Van Straelen. Inst. roy. Sc. Nat. Belgique, 1, 281-438, pl. 1-7.
 
VAN DEN BROECK, E. 1881-1882 - Exposé sommaire des observations et découvertes stratigraphiques et paléontologiques faites dans les dépôts marins et fluvio-marins de Limbourg pendant les années 1880-1881. Ann. Soc. roy. Malac. Belgique, 16, 129-130.
 
ALGEMEEN STRATIGRAFISCH REGISTER van de Uitvoerige Aardkundige kaart van België. Aardkundige Raad, Algemene Directie van het Mijnwezen, Brussel, 1932.
 
 7.3.5. Lid van Kerkom
 
Naam
 
   Kerkomiseengehucht van de gemeente Boutersem (provincie Vlaams-Brabant); de afzetting werd voor het eerst beschreven door VAN DEN BROECK (1881-1882).
 
Algemene kenmerken
 
   HetLidbestaat uit wit, grijs, paars of chocoladebruin zand, soms ligniteus, stroomgelaagd met kruisgewijze gelaagdheid. de basis van dit zandpakket is golvend en ligt ofwel op de Zanden van Neerrepen of op de Zanden en Kleien van Boutersem. Plaatselijk wordt een Molluskenfauna aangetroffen, die naast soorten die voorkomen in het Lid van Oude Biezen, ook enkele meer mariene elementen bevat (Glycymeris).
 
Voorkomen
 
   In gans de streek, die zich uitstrekt tussen de Dijle (Leuven) en de Gete (Tienen), zijn het Zand en de Klei van Boutersem geërodeerd door het Lid van Kerkom. De dikte bedraagt tot 15 m.
 
Indeling
 
   Op sommige plaatsen, nl. te Lubbeek-Heide en in de aangrenzende groeven nabij het ziekenhuis van Pellenberg rust op de typische Zanden van Kerkom met kruisgewijze gelaagdheid een 2 tot 4 m dikke laag van matig fijne zanden met veel tubulaties van (mariene) organismen met een grillig verlopende basis met kleilaagjes en silexkeien.
 
   Informeel werd dit pakket zand van Heide genoemd, naar het gehucht Heide van de gemeente Lubbeek. Door de geringe dikte van di pakket, en de vrij beperkte geografische verbreiding wordt voorgesteld deze laag informeel de “Laag van Heide” te noemen. Het zijn ietwat kleihoudende, stroomgelaagde, matig fijne zanden met plaatselijk kleibandjes en met veel graafgangen. Aan de top wordt ze begrensd door het Lid van Berg met een typisch basisgrint.
 
Stratotype
 
   Zandgroeve Wouters te kerkom (GLIBERT & de HEINZELIN, 1954, punt 15); kaartblad 32/3-4 (Lubbeek-Glabbeek Zuurbemde).
Coördinaten: X = 185.600
                     Y = 171.320
                     Z = + 65 m.
 
Vroegere benamingen
 
Sables de Kerckom
VAN DEN BROECK (1882): “Kerkomien”
VAN DEN BROECK (1893): “Faciès spécial du Brabant, fluvial et d’estuaire”
Geologische Kaart 1/40.000: Tg 2k.
 
Nuttige delfstoffen
 
   Het zand is veel gebruikt in de bouwnijverheid: betonprodukten, mortel ...
 
Referenties
 
GLIBERT, M. & de HEINZELIN, J. 1954 - L’Oligocène inférieur belge. Volume jubilaire Victor Van Straelen. Inst. roy. Sc. Nat. Belgique, 1, 281-438, pl. 1-7.
 
VAN DEN BROECK, E. 1881-1882 - Exposé sommaire des observations et découvertes stratigraphiques et paléontologiques faites dans les dépôts marins et fluvio-marins du Limbourg pendant les années 1880-1881. Ann. Soc. roy. Malac. Belgique, 16, 129-130.
 
VAN DEN BROECK, E. 1882 - Réponses aux observations. Note sur les levés gélogiques... Note sur la position stratigraphique des sables grossiers et des sables chocolatés... Ann. Soc. roy. Malac. Belgique, 17 (passim).
 
VAN DEN BROECK, E. 1893 - Coup d’oeil synthétique sur l’Oligocène belge et observations sur le Tongrien supérieur du Brabant. Bull. Soc. belge Géol.,7, 208-302.